Перевод: с нидерландского на английский

с английского на нидерландский

С английского на:
Нидерландский
С нидерландского на:
Все языки
Английский
Французский

door vijand

Толкование Перевод

1 omsingeling

omsingeling

1 [handeling] surrounding ⇒ encircling 〈 door vijand〉, besiegement

2 [dat wat omsingelt] encirclement 〈 door vijand〉 ⇒ siege

♦voorbeelden:

2 de omsingeling doorbreken • break through the siege

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > omsingeling
2 overvallen

overvallen

1 [onverhoeds aanvallen] raid ⇒ 〈 vooral beroven〉 hold up, assault 〈 persoon〉, surprise 〈 vijand〉

2 [verrassen] surprise ⇒ take by surprise, overtake 〈 storm, ongeluk〉

♦voorbeelden:

2   door moedeloosheid overvallen • overcome with/by despair

     zijn verzoek overviel mij • his request took me by surprise

     door het duister/de nacht overvallen • overtaken by darkness

     overvallen worden door noodweer/een onweer/de regen • be caught in a storm/the rain

     zij werd overvallen door duizeligheid/angst • she was seized with dizziness/fear

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > overvallen
3 binden

binden

I 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 [vastmaken/knopen] tie (up) ⇒ knot, bind, fasten, strap 〈 met riem〉

2 [boeien] tie (up)

3 [figuurlijk] bind ⇒ tie

4 [in zijn vrijheid beperken] bind

5 [boekwezen] bind

6 [dik maken] thicken

7 [scheikunde] combine with ⇒ form a compound with

♦voorbeelden:

2   iemand de handen binden • tie someone's hands 〈 ook figuurlijk〉; 〈 figuurlijk〉 tie someone down

3   door de huwelijksband gebonden • bound by the ties of marriage

     hij weet zijn personeel aan zich te binden • he knows how to hold on to his staff

4   door voorschriften gebonden zijn • be bound by regulations

II 〈wederkerend werkwoord; zich binden〉

1 [een verplichting op zich nemen] commit oneself (to) ⇒ bind/pledge oneself (to)

III 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 [dik worden] thicken 〈 van saus〉

2 [figuurlijk] [een band smeden] be a bond

♦voorbeelden:

2   een gemeenschappelijke vijand bindt • a common enemy binds people together

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > binden
4 drijven

drijven

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 [aan de oppervlakte blijven] float, drift

2 [zweven] float, drift ⇒ glide

3 [doornat zijn] be soaked ⇒ 〈 van schip〉 be waterlogged

♦voorbeelden:

1   het pakje bleef drijven • the package remained afloat

     doen drijven • float

     een zaak drijvend houden • 〈 figuurlijk〉 keep the business afloat

     zich drijvende weten te houden • 〈 ook figuurlijk〉 manage to keep one's head above water

     〈 figuurlijk〉 de zaak drijft op hem • everything rests on his shoulders

     〈 figuurlijk〉 de onderneming drijft op orders van het rijk • governmental orders are the mainstay of the enterprise

2   wolken dreven voor de maan • clouds drifted across the moon

3   de vloer dreef (van het water) • the floor was under water

     drijven van het zweet • be dripping with sweat

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 [voor zich uit doen gaan] drive ⇒ push, move

2 [figuurlijk] [bewegen tot] drive ⇒ push, compel

3 [bedrijven] run ⇒ conduct, manage

4 [in beweging brengen] drive ⇒ propel 〈 machine〉, operate

5 [slaan] drive

♦voorbeelden:

1   iemand op de vlucht drijven • force someone to flee

     de menigte uit elkaar drijven • break up the crowd

     de vijand uit het land drijven • drive the enemy out of the country

2   iemand tot het uiterste drijven • push someone to the extreme

     iemand in het nauw/een hoek drijven • drive someone to the wall/into a corner

     de zaak op de spits drijven • bring the matter to a head

     door woede gedreven • driven by rage

3   handel drijven met een land • trade with a country

     de spot met iemand drijven • make fun of someone

     een winkel drijven • run/manage a shop

4   door stoom gedreven schepen • steam-driven/propelled ships

     de prijzen naar omhoog/omlaag drijven • force prices up/down

5   een paal de grond in drijven • drive a pile 〈 heipaal〉/post 〈 hek〉/stake 〈 staak〉 into the ground

     uit elkaar drijven • 〈 ook figuurlijk〉 drive a wedge between

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > drijven
5 afslaan

afslaan

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 [een andere richting nemen] turn (off) 〈 persoon, voertuig〉; branch off 〈 weg〉

2 [met betrekking tot motor e.d.] cut out ⇒ stall

♦voorbeelden:

1   zie je die fietser daar links afslaan? • do you see where that cyclist is turning left?

¶   van zich afslaan • hit out

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 [door slaan verdrijven] beat off

2 [afwijzen] turn down 〈 aanbod〉; refuse, decline 〈 uitnodiging〉

3 [wegslaan] knock off ⇒ flick off 〈 bijvoorbeeld as van sigaret〉

4 [in prijs verlagen] reduce ⇒ cut

5 [doen wegspoelen] wash away

♦voorbeelden:

1   zijn kleren afslaan • dust off one's clothes

     een thermometer afslaan • shake down a thermometer

     de vijand/een aanval afslaan • beat off the enemy/an attack

2   nou, dat sla ik niet af 〈 als iets aangeboden wordt〉 • I don't mind if I do

3   de storm heeft een stuk van het dak afgeslagen • the storm has blown part of the roof off

4   de koffie is afgeslagen • coffee prices have been reduced

5   de zee slaat de duinen af • the sea erodes the dunes

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > afslaan
6 betwisten

betwisten

1 [over het bezit strijden] dispute ⇒ contest

2 [tegenspreken] dispute ⇒ contest, challenge

3 [ontzeggen] deny ⇒ dispute

♦voorbeelden:

1   de vijand de overwinning betwisten • contest the enemy's victory

2   de geldigheid wordt door de vakbond betwist • its validity is being challenged by the union

     ik betwist niet, dat … • I do not deny that …

3   iemands positie betwisten • challenge/dispute someone's position

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > betwisten
7 dubbel

dubbel¹

I 〈de〉

1 [stuntman/vrouw] double ⇒ stand-in

II 〈 het〉

1 [tweede gelijk exemplaar] duplicate

♦voorbeelden:

1   hij verkocht zijn dubbelen • he sold his duplicates

————————

dubbel²

I 〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 [tweevoudig] double ⇒ duplicate, dual

2 [tweemaal zo groot als gewoonlijk] double (the size 〈enz.〉 ) ⇒ twice (as big 〈enz.〉 )

3 [van tweeërlei aard] double ⇒ dual, two-fold

♦voorbeelden:

1   dubbele besturing/bediening • dual control(s)

     een dubbele bodem • a double/hidden meaning

     dubbele controle • double check

     een dubbele deur • a double door

     dubbele exemplaren • duplicate copies

     een dubbele naam • a double-barrelled name

     dubbele ramen/beglazing • double windows/glazing

     een weg met dubbele rijbaan • a two-lane road

     een lijn met dubbel spoor • double-track line

2   dubbel bed • double bed

     een dubbel nummer • a double number

     hij vroeg mij het dubbele van de prijs • he wanted double the price from me

3   iemand met een dubbel gezicht • a two-faced person

     een dubbel leven leiden • lead a double life

     〈 geldwezen〉 een dubbele optie • a double option

II 〈 bijwoord〉

1 [in tweeën, twee keer] double ⇒ twice

2 [tweemaal] twice (as)

3 [in tweemaal zo hoge mate] doubly ⇒ twice

♦voorbeelden:

1   ik heb dat boek dubbel • I have two copies of that book

     dubbel liggen 〈 bijvoorbeeld van het lachen〉 • be doubled up

     dubbel parkeren • double park(ing)

     hij ziet dubbel • he has double vision, he sees double

2   de vijand was dubbel zo sterk • the enemy was twice as strong

3   dat is dubbel erg • that's twice as bad

     hij verdient het dubbel en dwars • he deserves more than his share, he deserves every bit of it

     quitte of dubbel? • double or quits?

     dubbel zo duur/veel • twice as expensive/much

     dubbel zo hard werken • work twice as hard

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > dubbel
8 legeren

legeren

I 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 [doen kamperen] encamp

2 [ligplaats verschaffen] quarter; 〈 bij burgers〉 billet

♦voorbeelden:

2   soldaten in het dorp legeren • billet soldiers in the village

II 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 [platliggen] be flattened

♦voorbeelden:

1   door de slagregens ging het koren legeren • the grain was flattened by the heavy rains

III 〈wederkerend werkwoord; zich legeren〉

1 [zijn legerplaats opslaan] (en)camp ⇒ make camp

♦voorbeelden:

1   de vijand had zich in de vlakte gelegerd • the enemy had made camp in the plain

————————

legeren

1 alloy

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > legeren
9 rug

rug

1 back ⇒ 〈 met betrekking tot boeken ook〉 spine

♦voorbeelden:

1   hij heeft een brede rug • he has a broad back/broad shoulders

     een hoge rug (op)zetten • arch one's back

     open rug • spina bifida

     iemand de rug toekeren • turn one's back on someone 〈 ook figuurlijk〉

     〈 figuurlijk〉 de vijand de rug toekeren • fly before the enemy

     〈 figuurlijk〉 achter de rug van iemand kwaadspreken • talk about someone behind his/her back

     〈 figuurlijk〉 ik zal blij zijn als het achter de rug is • I'll be glad to get it over and done with

     〈 figuurlijk〉 hij heeft een moeilijke tijd achter de rug • he has a difficult time behind him

     door zijn rug gaan • do one's back in, strain one's back

     iemand een duwtje/steuntje in de rug geven • 〈 figuurlijk〉 back someone up

     〈 figuurlijk〉 ik heb geen ogen in/op mijn rug • I haven't got eyes in the back of my head

     〈 figuurlijk〉 iemand met de rug tegen de muur zetten • put someone up against the wall

     〈 figuurlijk〉 het (geld) groeit mij niet op de rug • I am not made of money

     met zijn handen op de rug • (with) his hands behind his back

     〈 figuurlijk〉 over de ruggen van de arbeiders werkte hij zich omhoog • he worked his way up by trampling on the workers

¶   de rug van een gebergte • a mountain ridge

     een rooie rug • a thousand-guilder note

     〈 meteorologie〉 een rug van hoge druk • a ridge of high pressure

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > rug
10 vuur

vuur

1 [lichtend verschijnsel] fire

2 [(plaats van) brandende stoffen] fire

3 [het schieten met vuurwapens] fire

4 [enthousiasme] fire ⇒ ardour, fervour

5 [schittering] fire ⇒ glow

6 [bederf in hout] (dry) rot

7 [brand in het koren] blight

♦voorbeelden:

1   〈 figuurlijk〉 het vuur uit zijn sloffen lopen • walk/run one's legs off

     〈 figuurlijk〉 zijn ogen schoten vuur • his eyes blazed

     voor iemand door het vuur gaan • 〈 figuurlijk〉 go through hell for someone

     het huis staat in vuur en vlam • the house is in flames

     〈 figuurlijk〉 ik zou er mijn hand voor in het vuur durven steken • I'd stake my life on it

     in vuur en vlam zetten • set ablaze/on fire 〈 ook figuurlijk〉

     〈 ook figuurlijk〉 met vuur spelen • play with fire

     een land te vuur en te zwaard verwoesten • destroy a country by fire and sword

2   ik heb wel voor hetere vuren gestaan • I've been in tighter spots than this

     een vuur aanleggen/oppoken • lay/poke a fire

     een vuur aansteken • light a fire

     〈 figuurlijk〉 iemand het vuur na aan de schenen leggen • make it/things hot for someone

     een vuur uitdoven • put out/extinguish a fire

     bij/om het vuur zitten • sit by/round the fire; 〈 figuurlijk〉 have a place in the sun

     een pan op het vuur zetten • put a pan on the stove

3   het vuur openen/staken • open/cease fire

     de vijand onder vuur houden • keep the enemy under fire

     〈 figuurlijk〉 iemand zwaar onder vuur nemen • blast someone

     tussen twee vuren zitten • 〈 ook figuurlijk〉 get caught in the middle/in the firing line

4   in het vuur van zijn betoog • in the heat of his argument

     iets met vuur verdedigen • defend something hotly

¶   Bengaals vuur • Bengal light

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > vuur

См. также в других словарях:

Boeijen — Frank Boeijen Frank Boeijen (* 27. November 1957 in Nijmegen) ist ein niederländischer Sänger, Dichter, Komponist und Musiker. In den 80 Jahren war er sehr bekannt mit der Frank Boeijen Groep die zusammen mit Doe Maar, Toontje Lager und Het Goede … Deutsch Wikipedia
Abe Lenstra — (1955) Abe Lenstra ([ ɑ:bə lɛnstɾa], * 27. November 1920 in Heerenveen; † 2. September 1985 ebenda) war ein niederländischer Fußballspieler. Er spielte seit de … Deutsch Wikipedia
Haus — 1. Alte Häuser haben trübe Fenster. Dän.: Gammelt huus haver dumme vinduer. (Prov. dan., 315.) 2. Alte Häuser leiden mehr als neue. Wenn diese nicht schon zusammenfallen, ehe sie fertig gebaut sind. 3. Alte Häuser streicht man an, wenn man sie… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Mohammed Bouyeri — Born 8 March 1978 (1978 03 08) (age 33) Amsterdam, Netherlands Charge(s) Murder, terrorism Penalty Life without parole … Wikipedia
Leo Polak — Leonard Polak (* 6. September 1880 in Steenwijk; † 9. Dezember 1941 im KZ Sachsenhausen bei Oranienburg) war ein niederländischer Philosoph, Humanist und Freidenker. Inhaltsverzeichnis 1 Leben 2 Schriften (Auswahl) … Deutsch Wikipedia
Hund — 1. A guate Hund ve laft se nit1 u2 an schlecht n is kua Schad. (Unterinnthal.) – Frommann, VI, 36, 63. 1) Verläuft sich nicht. 2) Und. 2. A klenst n Hund na hengt mer di grössten Prügel ou (an). (Franken.) – Frommann, VI, 317. 3. A muar Hüünjen a … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Één — Infobox TV channel name = één logofile = VRT één TV channel Summer logo.png logoalt = één s summer logo country = flagicon|Belgium Belgium launch = 1953 picture format = 625 Lines PAL (analogue), 576i SDTV (digital) owner = VRT former names = NIR … Wikipedia
Besatzungskind — Als Besatzungskinder bezeichnet man Kinder, die der Verbindung einer einheimischen Frau mit einem Besatzungssoldaten entstammen. Besatzungskinder wurden in nahezu allen Kriegs oder Nachkriegsbesatzungszeiten gezeugt. Breitere Aufmerksamkeit… … Deutsch Wikipedia
Frank Boeijen — (* 27. November 1957 in Nijmegen) ist ein niederländischer Sänger, Dichter, Komponist und Musiker. In den 1980er Jahren wurde er bekannt durch die Frank Boeijen Groep, die zusammen mit Doe Maar, Toontje Lager und Het Goede Doel die wichtigste … Deutsch Wikipedia
Geduld — 1. An der Geduld erkennt man den Mann. – Simrock, 3150; Körte, 1832; Venedey, 67. Geduld bezeichnet hier männliche Ausdauer im Kampfe, keineswegs das feige Hinnehmen jedes Unrechts (s. 21) wie dies auch die Sprichwörter anderer Völker bestätigen … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Gott — 1. Ach du grosser Gott, was lässt du für kleine Kartoffeln wachsen! – Frischbier2, 1334. 2. Ach Gott, ach Gott, seggt Leidig s Lott, all Jahr e Kind on kein Mann! (Insterburg.) – Frischbier2, 1335. 3. Ach, du lieber Gott, gib unserm Herrn ein n… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с нидерландского на английский

door vijand

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с нидерландского на английский

door vijand

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: